Hallo en welkom terug bij de Geschiedenis van de Romeinen. Aflevering 25: De Tocht naar Rome.


Twee weken geleden zagen we dat Rome en Carthago de oorlog verklaarden omdat de Romeinen zich met Carthaagse zaken moesten bemoeien en Hannibal Saguntum aanviel. De Romeinen zetten hun volle krijgsmacht op het conflict met Hannibal, want de legers hadden toch niks meer te doen na het wegvagen van de Illyriërs en het verslaan van de Galliërs. De consuls van het jaar 218, Publius Cornelius Scipio en Tiberius Sempronius Longus kregen de opdracht om troepen te verzamelen voor de oorlog. Scipio zou met 14.000 man en 1600 paarden naar Spanje gaan waar Longus met 16.000 man, 1800 paarden en een flinke vloot een invasie in Afrika zou voorbereiden.


Hannibal had één ding geleerd van zijn vader waar het ging om vechten met de Romeinen. Als je ze opwacht, dan sturen ze een leger dat je dan moet verslaan. Als je dat leger hebt verslagen, sturen ze een nieuw leger. Uiteindelijk zul je dan net als Pyrrhus steeds verliezen lijden en op een gegeven moment win je niet meer. Rome kon maar manschappen blijven sturen en Hannibal kon dat niet eeuwig blijven opvangen. Het was dus zaak om zélf het initiatief te nemen en Rome aan te vallen op eigen grondgebied. Dit was nogal wat voor een Carthaagse generaal, want die waren in de regel bepaald niet agressief ingesteld.


Normaal gesproken zou je van een Carthager verwachten dat hij, áls hij al een invasie zou doen, over zee zou gaan, maar de Carthaagse vloot was zwak en de Romeinen hielden de boel in de gaten. Daarom besloot Hannibal tot de grote landinvasie waar hij bekend om geworden is. Volgens Polybius verzamelde hij voor zijn tocht een totaal van 90.000 manschappen, 12.000 kavalerie en 37 van die grote grijze beesten met een slurf. Hannibal stuurde gezanten om te zorgen dat ze een beetje eten zouden kunnen krijgen als ze in Italië waren aangekomen. Toen dat geregeld was, ging Hannibal op stap.


De uitvalsbasis van de Carthagers was Carthago Nova in het Zuiden, dus het was nog best een eind voor de Spanje uit waren. Er was ook geen tijd om erg lang bij steden stil te staan en ze te belegeren, want er moest toch een zeker element van verrassing zijn als Hannibal in Noord-Italië zou opduiken. Daarom accepteerde hij grote verliezen bij het bestormen van steden die weerstand boden. Binnen een mum van tijd stond Hannibal met zijn troepen aan de andere kant van de Pyreneeën, in Gallië. Hannibal besloot om logistieke redenen een groot deel van zijn leger naar huis te sturen en stak met ongeveer 50.000 manschappen en 9.000 kavalerie het gebergte over. Van daaruit was het rechtdoor naar de Rhône. Besloten werd ook de meeste pakdieren achter te laten en van het land te leven, want het was toch oogsttijd in Gallië.


Hannibal kwam met zijn troepen en olifanten aan bij het eerste obstakel waar hij echt moeite mee had: de Rhône. De rivier van honderden meters diep moest overgestoken worden. Van de bevriende stammen aan de Westzijde van de rivier kocht hij schepen, maar aan de overkant stond een leger klaar om Hannibal te verwelkomen in hun gebied, waarschijnlijk niet met thee en koekjes. Omdat het een bloedbad zou worden als de Carthagers de rivier daar zouden oversteken, stuurde Hannibal een ondergeschikte, Hanno, met een behoorlijk deel van het leger een stuk verderop de rivier over. Daarbij maakten ze gebruik van opgeblazen dierenhuiden bij het zwemmen. Toen Hanno het sein gaf dat hij er was, stak Hannibal over en viel Hanno tegelijkertijd het Gallische kamp aan.


Oversteken met mannen en paarden is wel te doen, maar als je 37 olifanten bij je hebt, vergt dat een ingenieuze legerleider. Zoals we de komende tijd wel zullen merken was Hannibal dat zeker. Polybius beschrijft in detail hoe hij dat deed:


Ze bouwden een aantal zeer stevige vlotten en bonden twee daarvan aan elkaar en legden ze stevig vast aan de oever van de rivier. Hun gezamenlijke breedte was ongeveer dertig voet. Daaraan bonden ze anderen vast aan de andere kant, waarmee ze de brug verder de stroom in verlengden. Ze versterkten de kant die op de stroming stond met kabels die ze vast zetten aan bomen die op de oever groeiden, waardoor de hele structuur op zijn plek kon blijven liggen en niet zou verschuiven door de stroming. Toen ze de hele brug of pier van vlotten van ongeveer tweehonderd voet lang hadden gemaakt, bonden ze deze vast aan het einde van twee hele compacte vlotten die heel stevig aan elkaar waren vastgebonden , maar met de rest op zo'n manier dat de touwen eenvoudig konden worden doorgesneden. Daaraan bevestigden ze een aantal sleepkabels waarmee boten hen moesten vasthouden om te voorkomen dat ze stroomafwaarts werden meegesleurd en om ze tegen de stroming op hun plaats te houden, waardoor de olifanten die erop stonden konden worden vervoerd. Vervolgens gooiden ze een hoeveelheid aarde op de hele rij vlotten, totdat het geheel op dezelfde hoogte als het pad dat naar de oever leidde lag en erop leek. De olifanten waren gewend om hun olifantendrijvers te gehoorzamen tot aan het water, maar zouden nooit het water in gaan en ze dreven hen over de aarden brug met twee vrouwtjes op kop, die ze gehoorzaam volgden.


Zodra ze het laatste vlot hadden betreden, werden de touwen die het met de rest verbond, doorgesneden. trokken de boten de sleepkabels strak en de het vlot met de olifanten erop werd snel weggetrokken van de berg aarde. Hierdoor raakten de dieren in paniek en draaiden zich eerst om en begonnen in alle richtingen te lopen, maar omdat ze omringd waren door de stroming bracht hun angst hen ertoe rustig te blijven. Op die manier, en door een continue toevoer van nieuwe vlotten aan de andere kant van het ponton, kregen zij het voor elkaar de meeste olifanten eroverheen te krijgen, maar sommigen werden dermate gegrepen door angst, dat zijin de rivier sprongen toen ze halverwege waren. De menners van deze olifanten verdronken allemaal, maar de olifanten zelf werden gered, omdat ze door de kracht en lengte van hun slurf in staat waren om boven water te blijven en erdoor te ademen en ook om al het water dan in hun mond kwam, via de slurf uit te spuiten. Op die manier overleefden de meeste van hen en staken te voet de rivier over.”


Toen Hannibal met zijn leger aan de oostkant van de Rhône stond, liet hij de troepen even rusten, want het was een zware tijd geweest en Hannibal wist dat er nog wel meer aan zat te komen. De Romeinse consul Scipio kreeg rond die tijd bericht dat Hannibal niet in Spanje zat, maar in Gallië. Hij was zelf met zijn leger onderweg naar Spanje om de jonge generaal een lesje te lezen, maar als Hannibal daar niet zit, verandert dat de zaak. Scipio besloot is Masillia aan te meren en wat verkenners naar het Noorden te sturen om te kijken of het klopte. De Romeinse verkenners kwamen de Carthaagse tegen en versloegen hen. Vervolgens volgden ze hen naar het kamp van Carthago. Hannibal was in de buurt en al ver.


Toen Scipio dit hoorde, besloot hij zijn leger in twee delen te verdelen. Het grootste deel van het leger ging onder leiding van Scipio's broer Cnaeus naar Spanje om de achtergebleven Carthagers te bestoken, terwijl de consul zélf besloot met de rest van zijn leger naar Noord-Italië te gaan om daar als consul het leger in de Po-Vallei te leiden en Hannibal op te wachten, mocht hij zo gek zijn de Alpen te willen oversteken.


Hannibal was inmiddels al verder getrokken vanuit het kamp waar de Romeinen zijn leger aantroffen. Een stuk verderop verzekerde hij zich van de vriendschap van een Gallische stam door een strijd om leiderschap te beslissen. Deze stam zorgde er met militaire steun voor dat Hannibal en zijn leger in november 218 de voet van de Alpen bereikte. November ja. Wielerliefhebbers weten dat de grote passen over de Alpen in mei lang niet altijd begaanbaar zijn, laat staan voor een leger van 50.000 man. Toch ondernam Hannibal de tocht waar hij bekend om werd.


Welke tocht Hannibal heeft genomen is onderwerp van een debat, maar duidelijk is dat de passen die hij nam niet geasfalteerd waren zoals tegenwoordig. 50.000 man liep achter elkaar in kolonnes van kilometers lang, voor de voorste mannen was het al zwaar, maar stel je eens voor dat je ergens achteraan loopt, met je sandalen door nat- en platgelopen sneeuw, vermengd met de uitwerpselen van paarden en olifanten. De inheemse stammen heetten de indringers ook nog eens op hun eigen manier welkom met projectielen, rollende rotsblokken en aanvallen op zwakkere delen van de rij. Eén stam, de Allobroges, was bepaald niet blij met de aanwezigheid van dit leger. Zij bezetten een berg waarvandaan het pad kon worden bestookt. Hierdoor konden de Ckarthagers niet verder. Gelukkig voor Hannibal en zijn mannen gingen de Galliërs 's avonds gewoon naar huis om te slapen. Dit gaf Hannibal de gelegenheid 's nachts de berg te bezetten. Toen de Galliërs de volgende morgen verrast opmerkten dat hun plekje bezet was,vielen ze aan. De Carthagers wisten hen met grote verliezen af te slaan en de komende paar dagen was het even rustig.


Na een periode van beproevingen en aanvallen kwamen de Carthagers op de top van de pas waar ze overheen gingen. Daar wachtte Hannibal nog op de achterblijvers en gingen ze naar beneden, naar de Po-vlakte die ze vanaf de top moeten hebben kunnen zien liggen. De weg naar beneden was nog niet zo makkelijk als ze zouden hebben gewenst, want het pad bleek voor een deel van de afdaling geblokkeerd door een aardverschuiving. Omdat je olifanten en paarden niet kunt instrueren te klimmen, moesten de Carthagers het pas weer vrij maken. Het zegt veel over het beeld van Hannibal als een militair genie dat hij de rotsblokken die in de weg lagen, opruimde door ze eerst te verwarmen met vuur en vervolgens te laten barsten door en koude wijn overheen te gieten. Het duurde een paar dagen en vele liters wijn voor de weg weer vervolgd kon worden.


Het leger van Hannibal deed alles bij elkaar tussen de twee en vier weken over de tocht door de Alpen en verloor ongeveer de helft van de manschappen, deels door de elementen, deels door aanvallen van Gallische stammen die ze er liever niet bij hadden, maar vooral omdat ze gewoon de benen namen. Van de 50.000 mannen die de toch aanvingen, kwam 25.000 man nooit aan de overkant van het gebergte. Maar ze waren er en nu begon het pas echt. Scipio was inmiddels ook in de regio, na een tocht van 1500 km in een maand. Hij had besloten Hannibal snel en compleet te verslaan voor ze de kans hadden gehad uit te rusten van de lange tocht door de bergen. Hij stak de Po over en zette zijn kamp op bij de Ticinus-rivier. Hannibal zat aan de andere kant van de rivier, dus bouwde Scipio een brug en stak de rivier over.


De slag die volgde, eindigde in een verrassende overwinning voor de Carthagers. Het was geen indrukwekkende overwinning, maar Hannibal wist gebruik te maken van de superioriteit van de Numidische kavalerie die hij mee had genomen. Scipio zelf raakte gewond in de strijd en werd volgens Livius van de dood gered door zijn zoon Publius Cornelius Scipio, de man die jaren later de bijnaam Africanus zou krijgen. Hoewel er weinig twijfel is dat de jongen aanwezig moet zijn geweest bij Ticinus, het is wel typisch Romeins om de grote Scipio Africanus zo op het toneel te laten verschijnen.


De Romeinen trokken zich terug naar een goed te verdedigen positie aan de overzijde van de Trebia-rivier, waar de Carthagers hen tot de oever volgden. Met vader Scipio in de lappenmand werd Tiberius Sempronius Longus teruggeroepen van Sicilië, waar hij de invasie in Noord-Afrika aan het voorbereiden was. In Noord-Italië zat namelijk een groot Carthaags leger dat net een Romeins leger had verslagen en dat is wel even ietsjes urgenter dan waar Longus mee bezig was. De invasiemacht van inmiddels 26.400 man werd dus een anti-invasiemacht en Longus meldde zich bij Scipio en de zijnen en nam het commando over het leger, want Scipio was gewond. Het Carthaagse leger was inmiddels ook aangezweld, want een deel van de Gallische elementen in Scipio's leger liep over naar Hannibal.


Omdat Longus een aantal schermutselingen won, ging hij naast zijn schoenen lopen, een probleem dat veel Romeinse generaals teisterde. Scipio wist zijn collega niet te overtuigen dat een doldrieste aanval op Hannibal geen goed idee was en zag Longus met het grootste deel van het leger de voorbereidingen treffen voor de confrontatie met Hannibal die de oorlog zou beslissen. Rome was met meer manschappen, kende het terrein beter, streed voor het eigen vaderland en de legioensoldaten waren in hun eigen ogen gewoon man-tegen-man veel beter dan anderen. Hoewel de soldaten en paarden van Hannibal inmiddels bulkten van de ervaring, hadden ze net een epische tocht over de Alpen achter de rug. Longus ag dit als het moment om de vermoeide en verzwakte vijand een slag toe te brengen.


Het was inmiddels winter, en de Trebia was een ijzige stroom. Hannibal liet zijn mannen op tijd naar bed gaan om de volgende morgen vroeg toe te kunnen slaan. Hij vond een plek aan de Carthaagse kant van de rivier waar een flinke hoeveelheid paarden zich konden verbergen in het struikgewas en daar zette hij een hinderlaag op, met zijn broer Mago aan de teugels. Nadat de Carthaagse troepen voor dag en dauw hadden ontbeten, trok een deel over de rivier en viel het kamp van de Romeinen aan. Hannibal had hen specifieke instructies gegeven om niet vol op de Romeinen te duiken, maar zich langzaam terug te trekken door de rivier. Longus reageerde door zijn hele leger hun bedden uit te trappen en achter de Carthagers aan te sturen.


De slaapdronken Romeinen hadden niet de kans gehad om fatsoenlijk te ontbijten en werden in de winter door een ijzige rivier gestuurd, wat nooit ten goede zal hebben kunnen komen aan hun vermogen om te vechten. Het duurde dan ook een paar uur voor er hongerige, bibberende en doorweekte slaglinies uit de Romeinse soldaten kon worden gevormd. Toen de Romeinen klaar waren, stuurde Hannibal zijn leger het kamp uit om zich op te stellen tegen de Romeinen en aan te vallen. Over de veldslag kunnen we kort zijn: Carthago won, wederom weer grotendeels door de superioriteit van de kavalerie op de flanken en door de onverwachtte aanval op de Romeinse triarii door de troepen onder Mago. De precieze cijfers zijn onbekend, maar beide legers leden grote verliezen, met name de Romeinen.


Longus wist te ontkomen en probeerde de senaat tevergeefs nog te overtuigen dat dit een onbesliste slag was, maar dat lukte niet en hij werd de schuld in de schoenen geschoven. Van Longus' reputatie was niets meer over en we horen ook niet meer van hem na deze nederlaag. Erger nog was dat de Carthagers nu wisten dat ze konden winnen in een échte veldslag. Ticinus was niet meer dan een veredelde schermutseling, maar Trebia was een veldslag en Carthago won. Dit leverde hen niet alleen de moraal op dat ze verder konden, maar ook Gallische bondgenoten die toch al eeuwen naar Romeinse verwoesting op zoek waren en een kans zagen. Gallische gemeenschappen die twijfelden of ze wel met Hannibal in zee moesten gaan, hadden over het algemeen weinig extra overtuiging nodig en sloten zich bij hem aan.


Omdat het nu winter was, was het tijd voor de Carthaagse troepen om uit te rusten en voor Gallische om van heinde en verre naar het winterkamp te komen en zich aan te sluiten. Bronnen stellen dat het aantal manschappen door deze influx met zo'n 10.000 toenam en Hannibal wist ze fijntjes te wijzen op het feit dat Rome hen beschouwde als onderdanen en niet als bondgenoten. De Gallische stammen hadden weinig overtuiging nodig om met Hannibal tegen de Romeinen op te trekken. Sterker nog: Hannibal moest ze eerder afremmen, want als het aan de Galliërs lag, gingen ze meteen naar Rome.


Hannibal gunde zijn troepen twee maanden rust en vertrok na die twee maanden, dus vóór het einde van de winter, weer naar het zuiden. In Rome werden twee nieuwe consuls gekozen met de taak Hannibal te verslaan. De consuls waren Cnaeus Servilius Geminius en Gaius Flaminius Nepos, van de oorlog tegen de Galliërs. Omdat Italië in de lengte door de Appenijnen in tweeën wordt gedeeld, kon Hannibal twee paden begaan: hij kon ten Oosten van de bergen gaan of hij kon ten Westen door Etrurië trekken. Om beide opties af te vangen, stuurde de senaat Geminius naar het Oosten en Flaminius naar het Westen van de bergketen.


Maar eerst nog de beëdigingsceremonie, tenminste als Flaminius niet al weg was. De consul had besloten dat het militair-strategisch beter was om zo snel mogelijk naar zijn positie te gaan met zijn troepen, maar dit kostte hem wel de ceremonie. Je kunt zeggen dat het goed was dat hij zo snel mogelijk aan het werk ging, maar een paar afleveringen geleden meende Claudius Pulcher de goden ook te moeten beledigen en we weten hoe het met hem is afgelopen. Flaminius wist dat het absoluut noodzakelijk was dat hij het nu niet zou verpesten als hij Hannibal zou bevechten.


Hannibal koos voor de Etrurische weg en liet zijn troepen door een moeras trekken, want dat verwacht de vijand niet. Deze tocht was alleen wel heel wat zwaarder dan goed voor de Carthagers was. Een flink deel van de troepen kwam om door de kou en omdat het niet lekker slapen was in het drassige gebied. Hannibal zélf verloor een oog door een infectie. Door de tocht door het moeras had Hannibal wel een groot tactisch voordeel, want het leger van Flaminius zat inmiddels Noordelijker dan dat van hem.


Hannibal's eerste doel werd om te zorgen dat de legers van Flaminius en die van Geminius elkaar niet konden versterken mocht daar noodzaak toe zijn. Daarom stuurde hij verkenners om de locatie van het Romeinse leger in Etrurië vast te stellen. Toen deze hun werk hadden gedaan, begon Hannibal Etrurië te plunderen om Flaminius te lokken en zo naar hem toe te trekken en verder van Geminius af. Flaminius hapte meteen toe en trok richting Hannibal, want je kunt hem het land van de soldaten niet laten plunderen. Om één of andere reden geloofden de Romeinen nog steeds dat het een makkie zou worden. Vrijwilligers sloten zich aan bij Flaminius' leger in de hoop een leuk aantal slaven te kunnen winnen zodra Hannibal verslagen was.


Hannibal liet zijn troepen iets langzamer marcheren dan die van de Romeinen, waardoor ze hem inhaalden. Op 20 juni 218 passeerde hij het Trasimeno-meer. Dit meer werd aan de Noordkant geflankeerd door een smalle vlakte en een rij heuvels. Hannibal zette zijn kamp duidelijk zichtbaar op in de heuvels aan de overkant van het meer en liet ziet dat hij daar zat met zijn leger en absoluut niet in de heuvels ten Noorden van het meer. En al helemáál niet in gevechtsformatie gericht op dat smalle stuk land tussen het water en de heuvels.


Flaminius zette zijn kamp op aan de andere kant van het meer, in de veronderstelling dat hij de Carthagers de komende dag zou kunnen bereiken. Gedurende nacht leidde Hannibal zijn leger de heuvels in en liet hen daar postvatten. De volgende morgen besloot Flaminius dat het de dag was waar hij op wachtte, waar Rome of wachtte. Vandaag zou Hannibal verslagen worden door een aanval op zijn eigen kamp door Gaius Flaminius Nepos.


Flaminius leidde zijn troepen ten Noorden van het meer langs de heuvels naar het kamp. Omdat het een smal stuk land was, liepen de troepen in drie kolommen naast elkaar en niet in volledige gevechtsformatie. Toen het hele leger tussen het water en de heuvels was, gaf Hannibal het teken en verrasten de Carthagers en Galliërs de Romeinen met hun plotselinge aanval op de flank. Wat volgde was een ongekend bloedbad, veel erger dan bij Trebia. 15.000 Romeinse soldaten, waaronder Flaminius zelf, kwamen om. Wie niet neergehakt werd, vluchtte het meer in omdat er geen andere optie was. Daar werden ze ook gedood, al ze niet verdronken. Onder de Carthagers vielen hooguit 2500 doden.


Toen de paar overlevenden van Trasimeno in Rome aankwamen, was het grote paniek. Hannibal had weer een grote overwinning behaald en een groot consulair leger van de kaart geveegd. Paniek begon toch wel voelbaar te worden. Over twee weken zien we hoe de Romeinen omgaan met deze schier onstuitbare macht en of ze er wat van leren.